Ik kom er openlijk voor uit: ik ben een huisje-boompje-beestje-student. Een student die niet aan het studentenimago voldoet. Ik ben geen feestbeest en geniet daarom niet met volle teugen van de vrijheid van het studentenleven. Tenminste, dat is de indruk die melancholische ouders en actieve leden van studentenverenigingen mij gaven in mijn eerste jaren van mijn studie.

Ik ben een tevreden student

Maar ik ben tevreden. Ik ben echt geen solitair persoon. Misschien een beetje sociaal-conservatief. Meer erop gericht te behouden wat ik heb, dan op zoek naar nieuwe ervaringen. Maar niet a-sociaal. Ik vind het hartstikke leuk om nieuwe mensen te leren kennen. Minstens de helft van mijn avonden ben ik buitenshuis te vinden. Ik probeer met veel verschillende mensen contact te houden. Maar de mensen die het dichtst bij me staan, die ik het meeste zie, ken ik nog van de middelbare school. Aan de ene kant beperkt dat mijn sociale en geografische omgeving, aan de andere kant geeft het me een prettig gevoel van zekerheid. Misschien ben ik te lui/bang/blij/naïef/tevreden/gelukkig om die winnende formule uit het raam te gooien en in het onbekende diepe te springen?

Zogenaamde ‘little boxes‘ in Gibraltar, niet te onderscheiden huizen als symbool voor het (bourgeois) burgerleven

Nog steeds een taboe

Ik weet dat er veel andere studenten zijn die zich ook niet kunnen vinden in het archetype van de losbandige student. Toch voelt het als een taboe om toe te geven dat ik het leuk vind om thuis een bordspel te spelen. Als ik vertel dat ik met een groep vrienden op vakantie in een huisje op de hei ga zitten, knikt iedereen me samenzweerderig toe. Ja, ze weten wel wat ik ga doen: een week lang zuipen. Niet dus, maar ik laat ze in die waan. Het voelt alsof ik mezelf moet verdedigen. Dat ik niet in de discotheek te vinden ben. Dat ik me niet vol giet met alcohol. Dat ik een vaste relatie heb.

Het voelt alsof de maatschappij erop hamert dat ik nú gek moet doen, want stráks kan het niet meer. Dan ben ik een burger, een consument, een respectabel lid van de samenleving. En dat terwijl het elk jaar duidelijker wordt dat ‘volwassen worden’ niet betekent dat je je ineens ten alle tijden verantwoordelijk gaat gedragen.

Voorlopig kan ik in ieder geval geen vakantiehuisje boeken zonder een bezorgde mail te krijgen van de eigenaar; of we de boel wel heel houden en of we geen grote feesten gaan geven. Tot voor kort kon ik geen huursubsidie krijgen voor een appartement voor twee personen, omdat je niet vóór je 23e geacht wordt te gaan samenwonen. En ik snap die bezorgdheid, er zijn vast en zeker studenten die misbruik zouden maken van de situatie. Maar ze drukken mij ook op het hart dat ik erg jong ben om zo’n burgerlijk leven te hebben. Waar ligt de magische grens die van een student een burger maakt? 25? 30?

De eerste suggestie van Google afbeeldingen bij ‘studentenleven’ is ‘bier’

De juiste keuze?

Soms ben ik bang dat ik de verkeerde keuze maak. Dat ik mezelf dingen ontzeg. Dat ik essentiële levensveranderende ervaringen misloop. Moet ik niet in het buitenland studeren? Moet ik niet lid worden van een studentenvereniging? Ik denk het niet. Voor mij is dat niet de juiste weg. Bovendien worden we uiteindelijk bijna allemaal een huisje-boompje-beestje-burger. 95% van de volwassenen heeft een tuin, 80% heeft een kind en 59% heeft een huisdier. Alleen de zwarte band van het burgerschap is moeilijker te bereiken: slechts 0,003% van de Nederlanders wordt ‘burge(r)meester’. Overigens heeft deze functie ook een minimumleeftijd: eerder dan je 25e kun je geen opperburger worden.

Worstel jij ook met het imago versus de realiteit van het studentenleven? Laat het horen!