Ik ben kapot. Drie dagen stage, nog niet eens dagen van acht uur, en ik ben gewoon moe. Misschien hoort het erbij. In ieder geval hoop ik dat ik snel wen aan het ritme.

De afgelopen dagen heb ik de afdeling Persoonlijkheidsproblematiek van alle kanten gezien. Ik ben ook alle kanten opgesleept. Of beter gezegd, ik sleepte mijzelf. Het inwerkschema dat ik heb gekregen geeft aan wanneer ik waar moet zijn en wat ik met wie ga doen. Buiten die uren heb ik veel vrijheid, dus dat is wel lekker. Ik gebruik de uren vooral om eerder naar huis te gaan of later te beginnen.

Het is slopend, en ik doe nog niet eens iets! De eerste weken zijn altijd vermoeiend, met alle indrukken die op je af komen. Het voelt een beetje alsof mijn dagen zich met de snelheid van De Wereld Draait Door afspelen.

Voordat je het weet hoor je in gedachten Matthijs al weer “tot zover, tot morgen!” zeggen.

Ik heb nog geen patiënt gezien, dat staat komende week op het programma. Stiekem kan ik niet wachten. De doelgroep schijnt uitdagend te zijn, met allerhande problematiek die een langdurige aanpak nodig heeft.

De eerder genoemde vrijheid is fijn. Ik gedij beter als ik weinig verantwoording af hoef te leggen over wat ik doe, zoek de dingen liever zelf uit. Tegelijkertijd geeft het ook wat druk, nu ik zelf mijn tijd zal moeten vullen. Ik moet zelf op mensen afstappen om bij een intake mee te kijken of een gesprek bij te wonen.

Assertiviteit is niet mijn sterkste punt als ik ergens nieuw ben, ik kijk liever even de kat uit de boom.

Tja.

Het zal vast wel goed komen. Nu eerst weekend, even geen stageperikelen meer. In gedachten zeg ik tegen mijn met stagegedachten overladen brein:

Tot zover, tot maandag!