Het voelt soms wat ongemakkelijk. Terwijl tijdens mijn colleges razende Roel links en rechts van mij zich uitleeft op het toetsenbord van zijn hippe Macbook Air, zit ik met een A5 schriftje – voorzien van kneuterige paardenafbeeldingen en al (5 voor de prijs van 2, daar teken ik voor en zo’n truttige afbeelding neem ik dan maar voor lief). Volgens mij ben ik met mijn schriftje een uitstervend ras in de collegebanken. Ook als het gaat om wie er een pen bij zich heeft. Een voorbeeld: als de presentielijst het lokaal rondgaat, gaat mijn pen ook het lokaal rond. Typerend, niet?

Toch wel handig hoor, zo’n laptopje. Als ik bijvoorbeeld mijn aantekening vergelijk met die van mijn buren, vallen mijn onafgemaakte zinnen, zelfverzonnen afkortingen en soms onleesbare handschrift behoorlijk op in vergelijking met hun lange uitgebreide – uiteraard goed leesbare –  boekwerken (zo volledig zijn hun aantekeningen namelijk). En daarnaast, als ze Wifi hebben, kunnen ze alles dat tijdens college gezegd wordt zo opzoeken. Soms zetten ze dan wel een ijverige docent voor schut: ‘Maar meneer, The Oxford English Dictionary zegt…’. Meermaals heb ik meegemaakt dat een docent door zijn gestamel, veroorzaakt door zo’n razende Roel, van zijn troon viel. Factchecken 2.0 zeg maar.

De twijfel sloeg wel enigszins toe zoals je zult begrijpen. Wel of niet een minilaptop aanschaffen, die ik handig overal mee naartoe kan nemen? Ik had het er eens over met mijn eigengereide oma, die ondanks haar negentigjarige leeftijd nog bijzonder helder van geest is. ‘Het ziet er allemaal wel leuk uit hoor zo’n schermpje,’ zei ze, ‘maar wat als de batterij op is? Met papier heb je daar geen last van.’ En daarmee vatte ze de koe bij de horens. Voorlopig houd ik het dus nog maar even bij mijn kneuterige schriftjes.

schriftjes