Regelmatig is het tegenwoordig zo’n dag, dat mijn bureau bezaaid ligt met boeken en tientallen A4’tjes met korte aantekeningen: een schrikbeeld voor iedere scriptie schrijvende masterstudent die zijn of haar studie tot een goed einde wil brengen. ”Schrijven is één van de moeilijkst dingen die er bestaan,” vertelde ooit een docent me. Hoewel ik dat toen, in de eerste klas van de middelbare school, niet wilde geloven, denk ik daar nu heel anders over. Als ik zo naar mijn bureau kijk, besef ik me dat niet zozeer het onderzoekgedeelte van de scriptie het moeilijkste is, maar juist het schrijvende gedeelte.

Al die korte aantekeningen, onderzoeksresultaten en losse gedachten moeten allemaal gestructureerd gepresenteerd worden en als je dan denkt goed op weg te zijn en een schitterende anekdote in dat taaie theoriegedeelte hebt verwerkt, vertelt je scriptiebegeleider je met een knipoog: ”Kill your darlings, gebruik dat stuk maar voor je volgende meesterwerk”. Schrijven en herschrijven, het anderen laten lezen en hopen dat niemand tegen je zegt: ”Wat probeer je nu eigenlijk te zeggen? Het is me niet helemaal duidelijk.”

”Scriptieschrijven is een periode met grote hoogten en diepe diepe dalen,” vertelde een docent laatst, met de nadruk op die twee ‘diepe’ die hij uitsprak met een brede grijns op zijn gezicht. Die nadruk was niet nodig geweest, want het nerveuze geschuifel in de collegezaal was al te horen zodra de slide ‘scriptie’ in beeld kwam. Anderzijds, een docent moet je ook zo zijn of haar lolletje gunnen in de sleur van het onderwijs. Desondanks had hij wel gelijk. Stukje bij beetje worstel ik me door de hoofdstukken en probeer ik me een weg te banen door al mijn aantekeningen. Soms als ik op een doodlopende weg stuit, voelt dat inderdaad als een diep dal waar ik nooit meer uit lijk te komen. En toch, elke keer als het me dan wel lukt een paar bomen omver te snoeien in die massieve jungle aan gedachten, voelt dat als een kleine overwinning waarbij ik even op de top van een berg lijk te staan.

Op een berg staan