Op een terras ergens in Leiden in de zon, zit een co-groepje in de zoveelste kop koffie van die dag te roeren. Het was een intense week voor ons bij de huisartsgeneeskunde. Dit keer echter geen witte jassen en geen gehobbel achter een arts aan bij de ochtendvisite, maar elke woensdagmiddag vrij en patiënten met ergerlijke lijstjes.

patientDe huisarts onderscheidt zich op verschillende manieren van de andere medisch specialisten. Zo heeft hij onder meer een vaste patiëntenpopulatie die hij doorgaans (erg) goed kent. Wordt de huisarts geacht van alle medische gebieden het één en ander af te weten en is hij de zogenaamde ‘poortwachter’ naar het ziekenhuis. Hij bepaalt wie naar het ziekenhuis gaat en wie niet; een bijzonder ondankbare taak. Aan de ene kant heb je immers te maken met boze patiënten als ze niet doorgestuurd worden en aan de andere kant boze specialisten dat patiënten te vroeg doorgestuurd zijn. Daar komt bij dat dit ook een zeer verantwoordelijke taak is, je moet natuurlijk stevig in je schoenen staan om te beslissen of jij een hoestje/plekje/pijntje wel of niet ernstig acht. In de geneeskunde wordt in dit geval ook wel gesproken over het “pluis/niet-pluis”-gevoel, wat op te vatten is als het onderbuikgevoel van de huisarts.

In de huisartsenpraktijk heb ik de afgelopen week ook meer dan ooit te maken gehad met lijstjes, klachtenlijstjes om precies te zijn. Begrijp me niet verkeerd, ik waardeer patiënten die niet om elk wissewasje direct komen, maar met tien minuten per patiënt is een lijst van 15 “niet zulke ernstige, maar ik wilde het toch maar even genoemd hebben, dokter”-klachten funest voor enige tijdsbewaking. Júist omdat ik aan elke klacht serieuze aandacht wil besteden. In de praktijk gaat het bespreken van zo’n lijstje ongeveer zo in mijn hoofd:

Klacht 1: Nooit van gehoord, maar het past in ieder geval niet bij een enge ziekte die ik ken, dus het zal wel niks zijn.
Klacht 2: Heb ik zelf ook, mijn god moet ik hier zelf mee heen?
Klacht 3: Had ze vorig jaar al (staat in het dossier), niet erger geworden, dus niet levensbedreigend.
Klacht 4: Dat google ik wel even als ze haar tas pakt.
Klacht 5: Als het knakken van je vingers zo’n pijn doet, stop dan met het knakken van je vingers?
Klacht …
Klacht 15: CODE ROOD, CODE ROOD, WAAROM ZEI ZE DAT NIET EERDER.

Het klacht 15-probleem, dat het allerbelangrijkst aan het einde komt, staat ook wel bekend als hetdeurknopfenomeen. Aan het einde van het consult, als de patiënt letterlijk al met de deurklink in de hand staat, hebben ze vaak nog één vraag.

Eén iniminievraagje.

Wat het natuurlijk nooit is en vaak het belangrijkste probleem blijkt te zijn. Dat ze, ‘trouwens’, de laatste tijd zoveel zijn afgevallen, helemaal geen eetlust meer hebben, suïcidaal zijn, of bloed bij de ontlasting hebben gezien. Dit is misschien moeilijk te geloven, maar gebeurt dagelijks. Dit valt te voorkomen door het consult af te sluiten met “heeft u nog andere vragen, of iets bijzonders opgemerkt aan uw gezondheid?”, maar liever nog door aan het begin van het consult duidelijk te krijgen wat het belangrijkste probleem is en wat patiënten daarmee willen (de echte hulpvraag. Iemand met een pijnlijke arm kan voor pijnstilling komen, maar misschien wil hij alleen maar weten waar die pijn vandaan komt en hoelang het duurt voor het weer weggaat, of dat hij mag werken.

En met het pluis/niet-pluis gevoel, het deurknopfenomeen en de hulpvraag, zijn jullie nu alweer drie belangrijke begrippen wijzer geworden van geneeskunde.