Zouden ze stagiaires onder de vloer stoppen als ze niet bevallen?, dacht ik terwijl mijn laarsjes op de tegels van het grote holle Persgebouw tikken. ‘Kijk, hier klinkt het weer zo hol, alsof er nog een kisthoogte aan ruimte tussen de tegels en het echte plafond verborgen zit’, murmelen mijn gedachten verder. Ik stelde me voor dat er onder mijn voeten stapeltjes stagiaires lagen, als mini fruitellarolletjes netjes per vijf verpakt. Allemaal met een eigen schaambordje om de nek. ‘Ik strooi komma’s en punten als confetti over teksten’, ‘Ik weet niet wat Carbon14 is’. Eentje zou apart van de kudde liggen: ‘Hier rusdt de doodzonde’, stond op het schaambord. Drie keer raden wat die had misdaan.

Ik riep mijzelf tot de orde en liep door naar het koffiehoekje waar je voor een euro per keer lekkere bonenkoffie krijgt. Als het rustig is wil de winkelmevrouw zelfs wat extra melk bij mijn cappuccino gieten.

Sinds een week of acht mag ik voor 375 euro per maand elke dag half acht opstaan om de ganse dag te beunen bij de Volkskrant. En elke dag kom ik twaalf uur later weer thuis. Zomerser dan een calippo cola in de koffiepauze gaat het deze maanden niet worden voor mij. Blijkt dat er helemaal geen calippo cola’s verkocht worden in het koffiehoekje. Een split als schrale troost.

Als niet-beta en niet-journalist is het flink doorpoten om het niveau van de rest van collega’s bij te houden. Stabiele factor is het ‘let op je spelling en interpunctie!!!’ als standaard commentaar op mijn stukken. Het is een goede dag als de grill niet heeft aangestaan. We noemen het al doende leert men.

Zelfs in de luwte van de waan van de dag, want het Wetenschapskatern is een bijlage, staat alles en iedereen altijd op scherp. De toetsenborden op de redactievloer ratelen de hele dag, want morgen moet de krant vol. Een kwalitatief massaproduct, zoals de chef het zelf noemt.

Waar een beetje je best doen op de uni al snel resulteert in een bovengemiddeld cijfer, mag je bij de krant al blij zijn als ze de kop boven je stuk overnemen. Een schouderklopje van de chef is cum laude bij de krant. Voor een dag dan. Want uiteindelijk ben je zo goed als je laatste drie stukken, zo luidt de algemene regel in de journalistiek.

En toch vind ik het leuk. Zo leer ik over pluripotente stamcellen, optogentica, het langetermijn geheugen van apen en HPV-vaccinatie bij mannen, om maar even met wat termen te gooien. En volgende week mag ik misschien op tijgermuggen jacht. En al is het maar voor even, ik representeer een instituut waar mensen allemaal wat van willen. Vrolijke pr-meisjes bellen ongegeneerd op om hun (non) nieuws aan mij te slijten. Volwassen mannen en hoogleraren verzetten hun agenda om mij te woord te kunnen staan. Ik kan mensen opbellen en ik krijg ze ook gewoon te spreken. Zonder stalken.

Ook ben ik grotendeels bevrijd van het academisch schrijven, wat inhoudt dat ik nu gewoon schrijf ‘de wetenschappers onderscheiden drie soorten conflicten’ in plaats van ‘Om een zo breed mogelijk scala aan conflicten te bestrijken hebben de hoogleraren ervoor gekozen drie soorten te onderscheiden.’

Daarom een oproep aan alle studenten: laat je overgieten met bakken kritiek. Vraag de buurvrouw te haten op je spelling, laat oma d’r neus op te trekken over je algemene kennis, en beveel vrienden je te slaan met een natte krant. Word je beter van.