Rechten, en dan met name strafrecht, is een studie die bij velen tot  de verbeelding spreekt. De associatie met “harder straffen” of een willekeurig strafproces dat op dat moment de media overheerst, is snel gemaakt. Dat uit zich vaak ook in voorbarige conclusies. Mij wordt bijna nooit gevraagd wat ik later wil worden of wat ik überhaupt kan worden na afstuderen. Nee, als mensen erachter komen wat ik studeer, krijg ik negen van de tien keer als repliek: “Oh, als ik in de problemen kom, bel ik jou!”

Ik heb inmiddels een waslijst aan bekenden en kennissen die allemaal van mijn diensten gebruik willen maken als ze ooit in aanraking komen met politie en justitie. Het liefst ook pro deo waarschijnlijk..

De vraag die mij altijd gesteld wordt, is een andere. Elk jaar valt die desbetreffende vraag minimaal een keer.

“Als je klaar bent met studeren, kom je dan terug?”

Stilte.

Na een paar seconden geef ik een onduidelijk antwoord. “Misschien” of ‘Ik weet het nog niet zeker.” Teleurstelling op het gezicht van degene die de vraag stelde is vaak het gevolg. “Het eiland heeft je nodig.”

Voor elke student die er vandaan komt, is dit waarschijnlijk herkenbaar. “Terug” slaat op terugkeren naar Curaçao, waar ik vandaan kom. Het “nodig zijn” op de brain drain die daar anders plaatsvindt doordat jaarlijks vliegtuigen vol zojuist geslaagden naar Nederland (en enkelen naar de Verenigde Staten of elders) vertrekken om te studeren, maar lang niet iedereen terug komt met die opgedane kennis om in het land van herkomst te investeren.

Elke yu di Korsou die in Nederland studeert, staat voor dezelfde keuze. Dilemma, zo je wilt. Daar: schijnt altijd de zon en ben je gewild, want hoogopgeleid en bekend met de taal en cultuur. En bovendien woont je familie er en liggen daar je roots. Hier: schijnt de zon vaak niet, maar is de horizon der carrièreperspectieven wel een stuk breder. Inclusief de gehele Europese Unie als backyard.

Misschien is het een luxeprobleem, maar zo voelt het niet. Er wordt zowel in Nederland als op Curaçao sociale druk uitgeoefend om te blijven respectievelijk terug te keren. Nu het kouder wordt en de dagen korter, denk ik ’s ochtends soms: “I am outta here!”, maar als ik dan denk aan alle vrienden die ik dan zal gaan missen..

Ik kan ook niet klakkeloos mijn ouders nadoen, want dan beland ik eveneens in een spagaat. Mijn moeder is na de middelbare school naar Nederland gekomen om aan de RUG te studeren en keerde met een bul in haar zak terug. Mijn vader, die in Nederland is opgegroeid en gestudeerd heeft aan de VU, werd voor 3 jaar uitgezonden naar Curaçao, maar kwam daar mijn moeder tegen en die oorspronkelijke 3 jaar werden er 20. Of zijn het er inmiddels al 30?

De vraag ‘wat wil ik later worden?’ krijgt zo wel een extra dimensie, want waar wil ik dat worden? Laat ik dat antwoord voorlopig maar houden op: “Ergens in het Koninkrijk der Nederlanden.”