De auto staat er al als ik het busplatform bij het Centraal Station oversteek, dit is de derde les na een ‘pauze’ van vier angstige jaren. Terwijl ik achter het stuur ga zitten en ons uit de lastige inham manoeuvreer knoopt de instructrice een gezellig gesprekje aan met de leerling achterin. Opvallend soepel sjezen we richting stoplicht en een kwartier lang verloopt alles volgens het boekje. “Grappig hoor” zegt ze opeens tegen mij “Je rijd super goed als ik met iemand anders zit te praten”. Ik lach. In de tien hemelse minuten die volgen lijkt het de normaalste zaak van de wereld dat ik achter het stuur zit (van een best wel grote Mercedes) zonder ook maar enige vorm van paniek of hyperventilatie.

In de verte zie ik een andere lesauto snelheid verminderen om af te slaan. Dat is vast niks om me druk over te maken. O wacht, blijft hij nou steken? Ja… hij blijft duidelijk steken. Hoe krijg je dat nou toch weer voor elkaar? Zou ik er langs kunnen? Misschien moet ik m’n voet maar van het gas af halen want het is wel dicht bij nu. IEEEEEGH! Mijn bovenlichaam wordt naar voren gedwongen door een plotselinge kracht, vanuit mijn ooghoek zie ik papieren en tassen door de auto heen vliegen. De instructrice grijpt zich vast aan het dashboard. Nu ga ik dood. Veel te vroeg, zullen de rouwende mensen waarschijnlijk zeggen. Een paar seconden later hoor ik wat gemompel over onhandigheid en aanrijdingen naast me, terwijl de instructrice weer terugvalt in haar stoel. Ik leef nog! Happend naar adem schakel ik naar de eerste versnelling en kijk om me heen. In de achteruitkijkspiegel kijken twee angstige ogen me aan. Hoe moeilijk is het nou om iemand levend terug naar huis te brengen lijken ze me te vragen.


Voorzichtig rij ik weer verder terwijl de instructrice vrolijk doorbabbelt, ze lijkt zelfs te glimlachen. “Ja”, zegt ze, “ik moest even een beetje hard remmen hoor”. Daarna draait ze zich naar me toe en vraagt: “Schrok je?” Ik ben te verbaasd om de vraag meteen te mercedes-3beant-woorden maar na een kleine stilte zeg ik “Uhm… ja, nogal”. Ze kijkt me onderzoekend aan, ik kijk terug, de ogen op de achterbank kijken achterom. Er volgt een oorverdovend toeter-concert. Het is groen. Gaan! Lachend de dood tegemoet.