‘Kan je ons Italiaanse scheldwoorden leren?’. Het is even stil aan de tafel. Misschien was dat niet de beste openingszin om een internationale student te leren kennen. Maar zonder blikken of blozen noemt ze een aantal pareltjes binnen het Italiaanse vocabulaire. ‘Scheldwoorden zijn heel belangrijk in Italië,’ legt ze met een strak gezicht uit, ‘om je uitspraak wat meer kracht bij te zetten kan je er altijd een scheldwoord achter plakken.’ Zo begon voor mij de vriendschap met een internationale student en we besloten dat we in de tijd dat ze bij ons is maar veel van elkaars culturen moesten leren. Ik vind het fantastisch dat de universiteit ons in de gelegenheid stelt te leren van je studie én te leren van studenten van een andere cultuur, én vice versa!

                 IMAG0254Mariangela is een Italiaanse studente die via een Erasmus beurs de kans heeft gekregen om een stage te kunnen doen aan de Universiteit Leiden. Zo zien we elkaar elke dag op stage, maar we wilden elkaars cultuur ook graag daarbuiten leren kennen. Zo zochten we naar een activiteit die én niet te veel geld kost én waar je tegelijkertijd in je primaire behoeftes kan voorzien. We kwamen op koken, zo’n fantastische kans om de fijne kneepjes van de Italiaanse keuken te leren wilde ik niet aan me voorbij laten gaan. Bovendien is Italiaans koken erg studentvriendelijk: de beroemde uitspraak ‘less is more’ slaat op het aantal ingrediënten en is dus ook fijn voor de portemonnee. Dat je minder betaald moet je echter wel terugbetalen in tijd, maar dat is alleen maar gezellig.

                IMAG0252Voor les één stond gnocchi op het menu: deegballetjes gemaakt van aardappel. Het bereiden van gnocchi voelde voor mij als onmogelijk: ik had het nog nooit gegeten en had dus géén idee waar ik zou moeten beginnen. Ook gingen we er zelfgemaakte tomatensaus bij maken. We stroopten onze mouwen op en werden aan het werk gezet. Ik werd gelijk op de vingers getikt: wanneer er ook maar een klein donker putje in de aardappel zat moest dat er zorgvuldig uitgehaald worden, ‘dat wil je toch niet in je gerecht?!’. Nadat we de aardappels gekookt hadden, werden deze gestampt en werd er bloem toegevoegd. En dan maar lekker kneden in die plakkerige boel.

                Bij de tomaten was het niet anders: alleen de mooie exemplaren mogen te saus in. Op een gegeven moment vroeg Mari mij of ik de saus op smaak wilde brengen. Zonder na te denken pakte ik het vaatje en wilde ik enthousiast zout en peper toevoegen. Een strenge ‘No!’ riep mij tot halt: ‘Je gaat toch zeker niks toevoegen voordat je geproefd hebt?!’. Beschaamd pakte ik een lepel en proefde: er hoefde inderdaad geen zout in. Maar wat dan wel? ‘Het geheim is een snuf suiker: dat breng het zure van de tomaten in balans’.

                Ik heb nog nooit zulke lekkere tomatensaus en gnocchi gegeten als op die avond (voor gnocchi was dat natuurlijk niet zo moeilijk). Als bedankje en voor haar verjaardag gaven we haar een zelfgemaakte kaart van Nederland en een treinkaartje voor onbeperkt reizen voor een dag. Ook kan ze niet wachten tot we pannenkoeken gaan maken: het flippen van de koeken door ze uit de pan te gooien spreekt enkel nog tot haar verbeelding. 

                Wanneer we van de lunchruimte teruglopen naar onze studieplek merkt ze iets op. ‘Jullie Nederlanders zijn wel in de ban van ziektes hè?’ Met een vreemd gezicht kijken we haar aan tot we door hebben dat ze het nog over scheldwoorden heeft en lachend geven we haar gelijk. Scheldwoorden hebben blijkbaar toch ook iets goeds: ze kunnen mensen die verschillende talen spreken binden.