Bieb bieb bieb! Bieb bieb bieb! … Uhhghuuhh …Waarom… gaat …mijn wekker zo vroeg af?! Ik probeer mijn ogen te openen. Mijn hand beukt ondertussen wild op het nachtkastje in de hoop dat daarmee de stilte terugkeert. Langzaam dringt de reden van al dat irritante lawaai tot me door. Ik veer overeind. Opschieten!

uitnodigingDrie uur later sta ik bij een volstromen-de fabriekshal, in een uithoek van Utrecht, met een naamkaartje om mijn hals. De naam die erop staat is niet van mij, de bijbehorende functie ook niet. Vandaag ben ik Jos en bezit ik een uitnodiging voor Cultuur in Beeld: een jaarlijkse conferentie die wordt georga-niseerd door het ministerie van OCW. Naast me staat mijn metgezel (die wel legitiem binnen gekomen is). Beiden zijn we vanochtend niet aan ontbijt toegekomen dus programmaonderdeel nr. 1 bestaat uit koffie, bio-sap en TAART! Tot de doelgroep schijnen ook studenten te behoren maar eerlijk gezegd zijn er daar bar weinig van te bekennen in de loods waar de opening plaatsvindt. Geeuwend bekijk ik mijn programmaboekje. Eerst nog even wakker worden…

“DUS! Wat vind jij van de stelling?” Voor mijn neus hangt een microfoon; degene die hem vasthoudt werpt me een vragende blik toe. Shit! Paniekerig staren mijn ogen naar een geprojecteerde tekst over de autonomie van kunst en instrumentaliteit van cultuur. Watte?! “Ja… goh dat loopt in elkaar over hè”, brabbel ik zachtjes. Kennelijk is dat intelligente antwoord voldoende. De rest van de dag vult zich met kunstenaars die veranderprocessen begeleiden binnen organisaties (fijne afwisseling op de managementboeken van Bestuurs-kunde); het leger dat in gesprek gaat met de cultuursector over het gedeelde gebrek aan maatschappelijk draagvlak en ten slotte een monoloog van minister Jet Bussemaker vermomd als ‘gesprek’ met jonge talenten. Tussendoor doen we een poging tot ‘netwerken’. Helaas is de favoriete vraag wie ik ben en wat ik doe. “Ik ben Jos.. uuhm.. ik studeer… bestuurs-kunde… nou ja… maar eigenlijk ben ik Inge..”. Als ik aan het einde van de middag met een tollend hoofd weer naar buiten loop stop ik snel nog even een gratis broodje in mijn tas. Tja, ik blijf een student hè, wat dat kaartje om mijn nek ook zegt.