De prangende vraag van iedere docent, student en random persoon in de Albert Heijn (lijkt het wel) die ik deze week ben tegengekomen: ‘Weet je het al?’ ‘Wat je gaat worden?’ ‘Wil je stage lopen?’ ‘Heb je al een brief geschreven?’ ‘Wat wordt je afstudeerrichting?’  Je zou er spontaan gespleten haarpunten van krijgen. These people have no chill, eerlijk!

Vol frisse moed begon ik de eerste week van februari aan mijn langverwachte master. Crisis and Security Management, dat moet het gaan worden. Daar liggen mijn dromen, mijn passies, mijn langverwachte toekomst. Daar ga ik de droombaan, het koophuis en mijzelf
vinden. Althans, dat is het plan.

Ik ben wat je noemt een flierefluiter. Letterlijk, zo bestempelde mijn afstudeerbegeleider mij tijdens zijn trotse toespraak bij de uitreiking van mijn bachelor. En de diëtiste die tevergeefs probeerde om orde in mijn eetschema te scheppen en daarvoor maar een half uur had uitgetrokken. En mijn buurvrouw wanneer ze vraagt wat ik doe en ik in een verhaal uitbarst zonder enige structuur maar met dubbel zoveel informatie. ‘Jeetje wat doe jij veel dingen tegelijk. Vind je dat niet vervelend?’ Het antwoord is: soms, net als iedereen soms dingen van zichzelf vervelend vindt. Maar het is niet de rommeligheid van mijn week, die ik liefdevol bestempel als ‘geen enkele dag hetzelfde want dat is saai’, die me stoort. Het is vooral het feit dat andere mensen het zo vreemd en bizar vinden dat je op je 23ste nog niet weet wat je wilt worden als je groot bent, want je bent blijkbaar dus al groot en zou het blijkbaar allemaal al op een (voorspelbaar en overzichtelijk) rijtje moeten hebben.

Ik ben niet geboren met een enorme intrinsieke drive om de wereld schoner, de mensen beter of de televisies platter (en blijkbaar krommer) te maken. Ik had altijd bedacht dat ik ergens superfantastisch in was en dat zou vanzelf op mijn pad komen tijdens mijn studie. En daar zou ik op springen en een superfantastische baan krijgen en een superfantastische man (check) terwijl ik naast dit alles nog superfantastisch independent ben net als Beyoncé. En hoewel ik best vertrouwen heb in mijn eigen toekomst, blijkt de eerste hapering in dit plan dat ik tot zo ver nog faal in het vinden van mijn roeping A.K.A. levensmissie tijdens mijn studie. Die hapering heeft er voorlopig toe geleid dat ik mijn ‘droomhuis met tuin én dakterras’ al heb bijgesteld naar ‘minstens 15 vierkante meter met het liefst een raam maar zo niet ook ok maar wel graag een dak dan’.

Tijdens de eerste week van mijn master, de 52 weken waarin ik mijzelf dus moet vinden en vooral mijn superhelden kracht, stond bol van de ‘en, weet je het al?’ vragen. Mijn antwoord bleef de eerste week natuurlijk ‘nee’ (daarbij moet eerlijk worden toegevoegd dat het van een onzekere ‘nee niet precies meneer’ op een maandag naar een ‘eh nee en hoe is het met jouw leven en al jouw rotzooi heb je dat op opgelost nee dacht het ook niet he’ op vrijdag is gegaan, maar de strekking blijft nee). NEE mensen, in de eerste week van mijn master weet ik nog niet waar ik naartoe ga. Ik weet nog niet hoe ik bij Interpol moet solliciteren en ik heb ook geen flauw idee hoe streng de toelatingseisen voor de recherche zijn. Wat ik WEL heb geleerd in mijn eerste week is dat de mevrouw bij de kantine lief is en soms bami soep verkoopt en dat het Haags kwartiertje in de college zalen iets anders inhoudt dan het Haags kwartiertje bij ADO (een energieke bedoening, met zo’n 15.000 supporters die gedurende de laatste 15 minuten aan een stuk door ‘Haags Kwartiertje’ zingen en zo de spelers tot een extra doelpunt drijven).