— waarschuwing —
Onderstaande tekst is niet geschikt voor geneeskundestudenten vóór aanvang van de curriculair verplichte wetenschapsstage, op risico van het verliezen van iedere vorm van motivatie en levenslust.

Na jullie al eerder meegenomen te hebben in de wondere wereld van de wetenschapsstages, is het na 6 van de 24 weken tijd voor een tussenstand met nog wat meer inside information.

Laten we voor de gein eens kijken hoe mijn dag er gisteren uitzag, als steekproef. Dinsdag liep ik iets voor negenen m’n kamer (tijdens de lunchpauze ook wel ‘het hok’ genoemd) binnen op de zesde verdieping van het LUMC. Dat klinkt gemakkelijk, maar op dat moment heb ik de zwaarste beproeving van de dag al gehad: De Lift. Na zes weken stage heb ik de liftetiquette nog niet onder de knie. Is het nou ‘dag’, ‘goedendag’, of houden we het op ‘hmm’ en gestaar naar je eigen voeten? Daarbij vergeet ik steeds om vooral niet te lang naar mensen te kijken (na hoeveel seconden noem je kijken staren?). Moeilijk, want in een ziekenhuis ontkom je er niet aan dat een hoop mensen interessant zijn om naar te sta… kijken. Dat bedoel ik niet op een enge of hooghartige manier, lieve liftgenoten, het is puur voorliefde en bewondering voor anatomische rariteiten. Al klinkt dat wel een beetje eng.

Hoe dan ook, eindelijk op m’n kamer gaat als eerste de computer aan. Na zes venstertjes over updates en scans weggeklikt te hebben waar ik écht geen tijd voor heb (ik ben een drukbezette, hardwerkende stagestudent!), was het eindelijk zover. Facebook, hotmail, nu.nl, hotmail en Facebook. In die volgorde.

Tijd voor thee, wandelingetje #1 van de dag. Dit moet ik altijd wel goed plannen, anders stort ik mezelf na een ongemakkelijk reisje met de lift in een ongemakkelijke koffiezetapparaatsituatie, waarvan ik de spelregels evenmin ken.

Terug op de kamer ging ik dan toch maar even aan de slag. Uit Ezis, het elektronisch patiëntendossier, pluk ik op het moment één voor één de gegevens die ik nodig heb voor mijn database over patiënten met een bepaalde darmaandoening (dat leg ik in een volgende blog nog wel uit) en deze voer ik in een ander programma in. Ter afwisseling spendeer ik uren op de medische database PubMed, op zoek naar literatuur en achtergrondinformatie. Over 18 weken rolt uit dit werk een geniaal artikel, let maar op.

Vanaf ongeveer elf uur begint dagelijks m’n telefoon op te lichten: mijn medestudenten begonnen net als ik naar lunch te verlangen en in de lunchwhatsappgroep (we lopen allemaal op andere afdelingen stage en coschappen) kwamen de eerste berichten binnen. Van half 1 tot half 2 was ik voorzien van intermenselijk contact en klaagden we steen en been over hoe loeizwaar ons leven is.

Aangezien m’n stagebegeleider gisteren afwezig was, was mijn aanspraak op de afdeling zelf beperkt. Sterker nog, aan het eind van de dag stond de teller van het aantal gesprekspartners op nul (niet één ‘goedemorgen’!). Het aantal keer oogcontact stond op drie, maar dat kwam omdat ik wandelingetje #2 van de dag, 4 uur cup-a-soup, onzorgvuldig plande en in een ongemakkelijke waterkokersituatie terechtkwam.

Vijf uur klapte ik de deur achter me dicht en nam ik de trap naar beneden, voor de zekerheid.

win-win-elevator-amy-ryan