Eindelijk is de vakantie aangebroken. De laatste tentamens zijn geweest en je hebt het universiteitsterrein verlaten om er pas in september weer voet op te zetten. Je stelt je het terrein voor als verlaten in de zomermaanden, hoogstens is er een konijntje dat vrolijk door het gras huppelt. Er zal doodse stilte heersen, die enkel doorbroken wordt door vogelgefluit dat normaal door de drukte overstemd wordt. Tenslotte beëindig je je dagdroom met de gedachten aan het wilde westen. Net zoals in de verlaten stadjes in die oude films, zou een baal tumbleweed ook hier goed in het straatbeeld passen.

Echter blijft het bij een dagdroom en is het tegendeel waar. De stallingen van de universiteitsgebouwen op het Bioscience Park staan aardig vol met fietsen, die trouw wachten tot ze hun berijders weer kunnen vervoeren. De elektrische schuifdeuren gaan nog regelmatig open en dicht en de verse sigaretten smeulen na van een recent gebruik. Wat is hier aan de hand?

Je kunt het je bijna niet voorstellen, maar een groot aantal studenten heeft geen vakantie. Als je daar al stijl van achterover slaat, heb ik nog een funfact voor je: veel (biologie)studenten kiezen er voor geen vakantie te hebben. Onder de biologen wordt vaak het grapje gemaakt dat ze vakantie niet kennen, maar er is dus een vrij grote hoeveelheid studenten die daar serieus over mee kan praten.

Het zit allemaal zo. De masters van Biologie zijn zodanig opgebouwd dat je in september begint met verplichte vakken en in januari begint met een stageonderzoek. Een veelvoorkomend fenomeen bij Biologie is dat je onderzoek tijdens je stage geen resultaten oplevert en hier lopen ze vaak door uit. Er zijn verscheidene oorzaken zoals bijvoorbeeld dat er bepaalde gegevens van een onderzoeksgroep uit een ander land moeten komen of dat het dier van interesse simpelweg niet doet wat jij van het ‘vraagt’. Nu is ons altijd bijgebracht dat géén resultaat ook een resultaat is, dit geldt echter niet voor je stage.

Bijna elke student zoekt naar een succesvol onderzoeksteam om stage bij te lopen. Dit heeft enkele voordelen: een succesvol onderzoeksteam geeft goede referenties, het geeft meer kans op een goede vervolgstage en voor de uiterst gedreven biologen geeft het zelfs een kans op een goede baan. Het is dus wel zo dat wanneer je daar stage loopt, jouw onderzoek wel degelijk van belang is en niet zomaar een projectje is. Er wordt flink wat van je verwacht en dat maakt dat je niet ‘géén resultaten’ kunt hebben. Dit gegeven zorgt er voor dat de Universiteiten zelfs in de zomer nog bezocht worden, aangezien studenten ijverig werken om aan resultaten te komen.

Ik sta er met verwondering naar te kijken. Ik vind het fantastisch hoe toegewijd mijn medestudenten kunnen zijn. Ik hoor vaak docenten en professoren klagen dat ze er niet meer zijn, die studenten die pardoes vallen voor een bepaald onderzoek. Daar ben ik het niet mee eens. De ijverige ‘nerd’ bestaat en ze mogen trots zijn op die titel, niet iedereen heeft de discipline en het doorzettingsvermogen. Dus let maar op, oude garde: de ware onderzoekers komen er aan!