Het is de droombijbaan van velen: student-assistent. Eindelijk mag je deel uitmaken van de oersoep van het humanisme, de universiteit. Met mijn ervaring als toetjesuitdeler in de supermarkt in combinatie met kennis van onderzoek was ik natuurlijk de perfecte kandidaat voor analyse van interculturele communicatie.

Ingrediënten

Het onderzoek was opgezet door onder andere Dick Smakman om erachter te komen hoe mensen het met elkaar oneens zijn vanuit hun nationaliteit of culturele achtergrond. Dat beantwoord je natuurlijk niet één twee drie. Hoe je dat wel doet? Men neme de volgende ingrediënten:

  1. Toeristen
  2. ‘The Netherlands second’ uit ‘Zondag met Lubach’
  3. Stroopwafels
  4. Boegbeeld van het gastland, met klompen en kanten kapje natuurlijk
Dit was dus ongeveer de bedoeling

Ja, hoe kom je nu aan die toeristen? Je zet het boegbeeld (mij) buiten en wacht tot ze voorbij komen. Je zwaait een stroopwafel voor hun neus en roept: “Can I enrich your experience in The Netherlands?” of iets dergelijks uitnodigends. Indien uitnodigend genoeg lopen toeristen mee als kinderen achter de Hamelense rattenvanger naar een lokaal in het Lipsius. Laat ze materiaal zien genoemd in punt twee. Observeer emoties van toeristen, lok additionele emoties uit door te zeggen dat je Jette Klijnsma echt hilarious vindt. Biedt nog een stroopwafel aan tegen het lachen of huilen.

Blije blogger

Dat was dus mijn enriched experience. Jammer voor een blogger die graag blije mensen ziet: ik mocht afkeurende blikken mochten niet wegwuiven met een “oh, hee, jammer, doei”. Vooral niet toegeven als een Noord-Amerikaanse deelnemer je lijkt te willen neerschieten met de vonken die uit haar ogen springen.

Gelukkig waren dat maar uitschieters. Als assistent stelde ik een meestal wat neutrale houding tegenover Lubach vast. “Sja, ik vind het niet zo kwetsend eigenlijk. Ze drijven de spot met Nederlandse cultuur.” Dit waren overigens juist de opmerkingen van mensen met een humanistieke studieachtergrond.

Authentieke Schiphol-klompen

Linkse hobby’s

Zo ziet men maar weer: taal- en cultuuronderwijs is geen linkse hobby (sinds wanneer hebben hobby’s überhaupt een politieke kleur?). Het plaatst opmerkingen of uitingen in context waardoor je snapt dat mensen het misschien niet zo kwaadaardig bedoelen. Pragmatiek, retorica en culturele achtergronden leer je niet bij de bèta’s. Je bouwt er misschien geen algoritmes mee, maar wel relaties. Tot de tijd dat er een rela-bot is chill ik liever met mensen die niet alles letterlijk nemen. En als het wel zover is, is iedereen toch overbodig geworden.