Kwastvegen van landschappen schieten voorbij. Het is een mooie dag, de zon schijnt op voorbij zoevende objecten met een waterige gloed. Ik heb een stoel weten te bemachtigen in een stiltecoupé, heerlijk. Voor zover dat mogelijk is, zit ik comfortabel in de trein. Een ritje naar een weekend rust, weg van de studiedrukte. Ik neem mij altijd voor te werken in de trein, de puntjes op de i te zetten voor dat ene opstel of nu toch eindelijk eens mijn LinkedIn pagina aan te pakken wat ik al zo lang uitstel. Maar het is alsof de stoel een klevende werking op mijn lichaam heeft, het komt gewoon niet los. De oubollige blauw-met-geel-gevlekte treinstoel houdt mij in bedwang. Zelfs wanneer ik dorst begin te krijgen, kan ik niet naar voren buigen om mijn flesje uit mijn tas te halen. Dus dan maar zitten, en kijken. De meeste mensen zitten in hun mobiel, de ene speelt dwangmatig een spelletje, de ander checkt de mogelijkheden voor overstappen en weer een ander struint over Facebook. Zo zitten ze daar, allemaal in dezelfde houding, overal zijn ze mee bezig behalve met het nu. Even schrikken de op-zombies-lijkende-personen op en luisteren ze naar de naam van het volgende station. Daarna herpakt de stilte zich en vallen ze weer terug in hun zombie-homeostase.
Het andere deel van de mensen luistert muziek, een aantal mensen slaapt en een oude dame leest een boek. Maar niemand kijkt naar buiten. Tijdens mijn twee uur en een kwartier durende reis kom ik altijd langs het natuurgebied de Oostvaardersplassen, dat is mijn favoriete moment. Bij Almere spits ik mijn oren en kijk ik ongeduldig de hordes rijtjes huizen en flats weg, alsof ze daardoor sneller voorbij gaan. Dan breekt het landschap abrupt open en daar is het: open vlaktes vol edelherten, Heck-runderen en Koninkpaarden. Voor mij voelt het alsof we over een savanne in Afrika rijden, fantastisch om de dieren daar rond te zien rennen. Dan zie ik iets bijzonders, van geluk maak ik een sprongetje: Een vos! Op klaarlichte dag! Door mijn enthousiasme moet ik mij sterk inhouden niet rond te schreeuwen wat ik net zag maar een klein geluid vol verwondering kan ik niet tegenhouden. Beschaamd kijk ik rond in de coupé, heeft iemand mij gezien of gehoord? Maar de zombie-homeostase zet zich nog steeds voort, de muziek speelt nog steeds verder en ik heb geen slapers gewekt. Maar dan zie ik de oude dame, die even uit haar boek opkijkt. Ze grinnikt en geeft me dan een knipoog. Met een grijns val ik terug in mijn stoel en zie ik het laatste beekje van het natuurgebied voorbij schieten. Zo erg is de trein nog niet.