Masterstudent zijn betekent langere dagen maken dan tijdens de bachelor. Mijn bachelor bestond vaak uit één of twee colleges op een dag, met enkele dagen zelfs zonder college. Veel tijd ging naar zelfstandige studie. Over het algemeen waren die colleges in de ochtend, met af en toe een avondgroep.

In de master zijn de colleges langer en vaak later. Dat leidt ertoe dat ik op woensdagen college heb tot 17 uur, en vanaf 18.45 uur weer. Omdat tussen die colleges te weinig tijd zit om boodschappen te doen, te koken en ook nog de laatste dingen door te nemen voor college, neem ik dan wel eens de gewaagde beslissing om te eten in het restaurant van de Faculteit Geesteswetenschappen.

Een eetgelegenheid in een universiteitsgebouw, voornamelijk gericht dus op studenten, zou in mijn ogen de prijzen geschikt moeten houden voor studenten. Dat is in het Lipsius dus niet zo. Voor een kom met rijst, kip, wat groenten en een saus, gecombineerd met een bakje kwark als nagerecht en een flesje cola betaalde ik bijna 8 euro. Ik had natuurlijk het flesje cola kunnen weglaten, maar een mens wil wat te drinken bij het avondeten. Had ik dan mijn toetje niet moeten weglaten? Wellicht, maar het hoofdgerecht is niet voldoende om mijn honger te stillen. Ter vergelijking: bij mijn studentenvereniging betaal ik nog geen 4 euro voor een hoofd- en nagerecht, en kan ik ook nog eens bijhalen. Bij andere studentenverenigingen met een mensa zal dat niet heel anders zijn.

Zelfs bij andere eetgelegenheden in de stad kan ik goedkoper uit zijn. Zo betaal ik bij de Chinees op de hoek van de Breestraat, of bij de Eazie, ongeveer hetzelfde voor een maaltijd waar ik wel genoeg aan heb. Kapsalon met een blikje drinken kost doorgaans een euro of 6.

Dan heb ik het nog niet eens gehad over de kwaliteit van het eten. De paar keer dat ik er gegeten heb, was het gewoon niet lekker. Droog vlees, weinig groenten en een saus die niet bij de rest van het eten paste.

Nou ben ik allang blij dat het eten op onze universiteit nog niet uitbesteed is aan commerciële bedrijven, waardoor de universiteit nog enige invloed heeft op het eten. Ik hoop dan ook dat de universiteit iets aan de prijzen en de kwaliteit van het eten kan en gaat doen. Tot die tijd ga ik op andere manieren zorgen voor mijn woensdagse avondeten.