“Ben jij nou nog niet klaar?”

Het is weer tijd voor de populairste vraag richting coassistenten allertijden. En het antwoord is als vanouds … Nog langer niet, nog langer niet en we gaan nog niet naar huis! Na al een lange weg langs onder meer de dermatologie, urologie en kindergeneeskunde, is het nu de beurt aan OOGHEELKUNDE. Oogheelkunde? Huh, opiticien-kunde, Specsaversologie? Jazeker, om oogarts te worden (wat niet hetzelfde is als opticien) moet je wel degelijk geneeskunde gestudeerd hebben. Maar ik zal eerlijk toegeven, ik ging er natuurlijk weer met de nodige vooroordelen naartoe. Met ogen heb ik gewoon niet zoveel, dacht ik.

OgenMijn eerste eigen patiënt maakt gelukkig alles meteen goed. Volgens hem ben ik veel te mooi om dokter te worden! Enigszins blozend parkeer ik hem achter de grote letterkaart om snel uit mijn droom gehaald te worden. Deze vriendelijke charmeur is praktisch blind.

Met mijn ego is het niet meer goed gekomen, maar medisch begint dan het echte dokteren. Wat mij het meest opvalt daaraan is dat oogheelkunde veel technischer is dan ik dacht. Het brede scala aan scanapparaten en meters is om stil van te worden. Het begint haast ouderwets met een plastic brilletje waarin ik verschillende glazen met sterkte stop om te zien of het zien iets beter of slechter wordt en eindigt ergens bij 3D-afbeeldingen van het netvlies.

Wat ook niet ongenoemd kan blijven is dat oogheelkunde een veel breder vakgebied beslaat dan ‘alleen’ ogen. Oogdruppels die gegeven worden om het onderzoek uit te oefenen (pupilverwijders bijvoorbeeld, waardoor je veel makkelijker in het oog kan kijken) hebben bijwerkingen die veel verder gaan dan het oog zoals een daling van de bloeddruk en sufheid, hoofdpijn of hoesten. Of denk aan systemische aandoeningen als suikerziekte of een hoge bloeddruk die desastreuze gevolgen kunnen hebben voor de hele kwetsbare bloedvaten en zenuwen van het oog. Soms is ‘ik zie wat minder, dokter’, de enige klacht en is de oogarts degene die de diagnose stelt in plaats van de internist!

Een patiëntengroep die ik ook niet bij de oogheelkunde bedacht had, zijn kinderen. Ik wil kinderarts worden, dus het was zeker een leuke verrassing om een wachtkamer vol te hebben van mijn favoriete patiënten. Bij kinderen gaat het vaak om scheelzien en/of een lui oog, aandoeningen die veel ernstiger kunnen verlopen dan ik vroeger dacht. Daarbij vragen kinderen natuurlijk ook een heel andere aanpak. Hoe kan een baby immers vertellen welke letter op de muur staat? En een kleuter die nog niet kan lezen?

Zo is oogheelkunde toch een hele aangename verrassing geworden.

letterkaart