Mijn studie Geschiedenis loopt op zijn eind. Dan wil ik nu waarschijnlijk leraar worden. Tenminste, als ik af moet gaan op de ‘behulpzaam’ geopperde ideeën van die verre oom en die aangetrouwde nicht op de familieverjaardag. Bestaat er nog een ander toekomstperspectief voor deze zo-goed-als-afgestudeerde geschiedenisstudent?
Geen beroepsopleiding
Het blijkt moeilijk te begrijpen dat universitaire studies geen beroepsopleidingen zijn. Ze leiden student niet op tot voor één functie. In plaats daarvan ben je aan het eind van je studie een ‘in het algemeen capabel persoon die goed is in bepaalde manieren van denken’. Maar dat rolt niet zo lekker van de tong op een verjaardag. En het is vooral veel te vaag. Dus vraagt die kennis van je ouders – oprecht geïnteresseerd maar wanhopig verloren in het tal van mogelijkheden – ‘Wat ga je daar dan mee doen? Wil je docent worden?’
Een rondvraag naar vooroordelen over de toekomstperspectieven van verschillende studies onder mijn mede-bloggers brengt gelijk een hoop frustratie naar boven. Criminologe Kelly verzucht dat iedereen denkt dat ze later als CSI-onderzoeker werkt. Rechtenstudent Hila zwemt in het geld en wordt een advocaat zonder geweten. Taalwetenschapper Lune moet alle talen van de wereld spreken en psychologie Stephanie doet ‘iets met een sofa en “hoe voel je je daar nou bij?”’ – als ze überhaupt een baan vindt met het grote aantal psychologiestudenten dat er rondloopt. Ten slotte roept student Biomedische Wetenschappen Manon uit: ‘Oh ja! Hoe vaak ik wel niet moet vertellen dat ik geen arts word en ook niet 24/7 op een lab sta…’
Het gaat om de vaardigheden
Laat ik het voor eens en voor altijd duidelijk maken: wetenschappelijke studie draait niet om de kennis, maar om de vaardigheden. Bij Geschiedenis geldt dit bij uitstek. De banen waarin ik de specialistische kennis uit mijn studie nodig heb, zijn gering. Zelfs als docent Geschiedenis zal ik weinig hebben aan mijn gedetailleerde inzicht in de genuanceerde representatie van de Romeinse keizer in zesde-eeuwse wetteksten…
Het zijn mijn opgedane vaardigheden en analytische niveau die de poorten van de arbeidsmarkt moeten ontsluiten. Ik heb geleerd om patronen te herkennen in grote hoeveelheden informatie. Ik kan kritisch een probleem benaderen en ben getraind oplossingen te zoeken vanuit verschillende perspectieven. En, last but not least, ik heb gestructureerd, begrijpelijk en leesbaar leren schrijven. Deze vaardigheden moeten mij een baan brengen ergens in ‘public services, research institutes, business services, banking and financial services, communications, education, advisory work, policy development, management, co-ordination, editing and information services.’
En dat is ook logisch. Want laten we even omdenken: hoeveel banen zijn er waarvoor een aparte studie bestaat? Er is geen studie ‘assistent-uitgever’, ‘beleidsadviseur’ of ‘communicatiestrateeg’, laat staan voor de inhoudelijk lege titelfuncties van ‘research executive’, ‘project manager’ of ‘client consultant’ – en toch vind je ze in elk bedrijf.
Rooskleurig toekomstperspectief?
Ik moet ook eerlijk bekennen: Met alleen een master Geschiedenis en zonder netwerk of werkervaring kom je op de arbeidsmarkt niet ver. Studenten die in de journalistiek terecht komen, hebben tijdens hun studie al iets gepubliceerd en historici die de politiek ingaan en uiteindelijk minister president te worden, waren tijdens hun studentenperiode al actief in de jeugdorganisatie van een partij. Er is veel mogelijk met een studie geschiedenis, maar je moet zelf de slingers ophangen.
Mijn studie loopt ten einde en ik moet op zoek naar die Beloofde Baan. In mijn laatste blog zal ik nog op die zoektocht terugkomen. Intussen ben ik benieuwd hoe andere studenten naar hun toekomst kijken. Word jij ook in een beroepshokje gestopt? Zie je je carrière rooskleurig tegemoet? Ik heb zelf gelukkig een troef achter de hand: ik kan altijd nog docent worden.*
*O, nee! Dan moet ik nog een educatieve master doen! Dat vergeten de familieleden vaak even: lesgeven is ook een vak.